Op donderdag 6 juni om 17:00 uur is de tijd rijp voor het laatste taalcafé van dit studiejaar. Dit keer geen professor uit het exotische Leiden of onze eigen Suzanne Aalberse, maar UvA studenten die hun taalkundige bacheloronderzoek komen presenteren. Wees voorbereid op alles, maar wat je in elk geval krijgt is enthousiaste studenten en toehoorders, en een borrel achteraf. Hieronder de onderwerpen van dit taalcafé:
———————————————————————-
De invloed van afleiding op leesbegrip van middelbare scholieren – Stella van Dinteren en Marit Groen
Al een aantal jaren staat het wel of niet toestaan van smartphones op scholen ter discussie. De ene school vindt dat deze ten strengste verboden moeten zijn, terwijl de andere school juist pleit voor het inzetten van digitale apparatuur in het lessysteem. Uit eerder onderzoek blijkt dat smartphones inderdaad zorgen voor vermindering van schoolprestaties. Dit komt door de afleiding die ze met zich meebrengen. Continue afleidingen hebben invloed op het werkgeheugen, waardoor een aantal processen minder goed kunnen plaatsvinden. Het werkgeheugen is onder andere van groot belang bij het kunnen begrijpen van teksten: één van de belangrijkste vaardigheden die middelbare scholieren juist onder de knie moeten hebben.
Maar: hoe zit dit precies? Welke rol speelt het werkgeheugen bij leesbegrip? En: zorgt afleiding er daadwerkelijk voor dat scholieren minder goed presteren op dit gebied?
Met hun bacheloronderzoek zijn Stella en Marit op zoek gegaan naar een antwoord op deze vragen en vertellen jullie alles over hun onderzoek en het verband tussen afleiding, het werkgeheugen en leesbegrip tijdens het Taalcafé.
Verandert de context het antwoord? – Frederique de Fouw, Tom Oord en Mo van der Schoot
Hoe verwijzen sprekers van het Nederlands terug naar een zelfstandig naamwoord? Welke zin heeft de voorkeur: het schilderij ontroerde me, omdat het zo mooi is of het schilderij ontroerde me, omdat hij zo mooi is? Strikt grammaticaal gesproken, is het het ‘correcte’ antwoord: naar onzijdige woorden verwijst men volgens het grammaticaboekje terug met een onzijdig pronomen. Maar grote kans dat je toch liever hij zegt: het blijkt in het Nederlands, naast grammaticaal, ook mogelijk semantisch te verwijzen. De huidige theorie stelt dat wanneer er semantisch wordt verwezen (in plaats van grammaticaal), er naar bezielde wezen en concrete/telbare objecten wordt verwezen met hij en naar abstracte/ontelbare massa’s met het. Dus: het meisje die ik zag en de rijst dat ik koop. In ons onderzoek richten we ons echter niet op de eigenschappen van de referent, maar op de context van de zin. Wij stellen dat semantische rollen als agens en patiëns ook van invloed zijn op de wijze van congruentie, omdat deze semantische rollen een zekere bezieldheid met zich meebrengen. Om dit te onderzoeken, vergelijken we in een pronominaal elicitatie-experiment referenten in een zin met een intransitief en een transitief werkwoord. Wil jij meer weten over congrueren in context? Kom dan 6 juni langs bij het taalcafé van Helios!
WAAR; P.C Hoofthuis 1.05
WANNEER; Donderdag 6 juni, 17:00 uur